Er was eens… een dochter. Haar vader was overleden en hij was nog vaak in haar gedachten. Ze logeerde een weekje bij haar oudere zuster in Zuid-Spanje.
*
Op een zonnige dag liep ze, na het ontbijt dat haar zus voor hun beiden had gemaakt (tostadas con tomates, scrambled eggs, een dubbele cappuccino en verse zumo de naranja) in haar eentje over de gele, verdorde en verlaten golfbaan, die grensde aan het huis van haar zus, dwars door ‘the rough’, langs de grote cactussen, naar de voet van haar heilige Berg.
De berg die ze vanuit haar slaapkamerraam al in de verte kon zien liggen. En die haar riep.
(Officieel was het een naamloze heuvel, maar voor iemand uit de lage landen kan zo’n heuvel best een Berg zijn).
De dochter had, tijdens een vorige vakantie bij haar Spaanse zus, de berg al eens eerder beklommen en er onder andere tot haar grote verrassing een verloren deel van haar Ziel teruggevonden (¡)
Sindsdien beschouwde ze de Berg natuurlijk als Heilig.
En je kwam er nooit een mens tegen. En dat was heel fijn. Ze kon er ongestoord hardop praten en zingen en doen. Alleen, samen met de Berg en haar bewoners (hagedis, slang, schorpioen, vos, de onnoembaren) en met zichzelf.
~/\~
Aangekomen bij de voet van haar Berg stond de Dochter even stil en keek omhoog naar de top. Ze bevond zich aan de vriendelijk glooiende zuidkant van de Berg.
De grond was er stoffig en droog. Een enkele pijnboom stond stevig geworteld in een opgedroogde watergeul en bood wat schaduw. Tussen de rotsige stenen groeiden her en der kleine struikjes tijm. Ze wreef er haar handen langs en snoof de wilde tijmlucht diep op. Wat een heerlijkheid..
Ze had een flesje water bij zich, wat zonnebloempitten en een doosje lucifers. Ze was van plan om, in het Oor van de Berg, een persoonlijk ritueeltje te gaan doen.
Aan de westkant van de bergen(heuvels) daar, zijn in de loop van de tijd, door weer en wind, grotten ontstaan op plaatsen waar de heuvels voornamelijk uit zandsteen bestaan. Vlak onder de top van de Berg had de dochter op een eerdere wandeling een kleine grot (het Oor) ontdekt. De grot was groot genoeg om er in te kunnen zitten. Je kon er zelfs languit in liggen als je wilde.
De binnenwand van de grot bestond uit allemaal holtes van verschillende grootte. Als een soort half-ronde, open muurkast.
De vloer van de grot was koel, droog en zanderig. Tussen het zand lag een groot aantal hele kleine, holle botjes en werveltjes. En een enkel schedeltje. Dit was de plek waar vogeltjes na hun laatste vlucht waren neergestreken. Hun levende familieleden kon ze, zittend in het Oor buiten horen zingen.
Het uitzicht vanuit de grot was wijds. Bergen en dalen, hier en daar begroeid met pijnbomen. Helemaal in de verre diepte lag een autovía, je zag er soms, zo klein als je pinknagel een auto rijden, maar de geluidsgolven van de motoren bereikten het Oor niet.
https://open.spotify.com/track/1G391cbiT3v3Cywg8T7DM1?si=VW7aPLD8SYyyJaSi_CUQsQ

Plaats een reactie